Voor & nadelen
Minder schade aan spieren
Omdat bij de voorste benadering geen spieren losgemaakt worden, is er ook minder schade. Dit zorgt ervoor dat men na de operatie vrij snel “normaal” kan lopen. Minder schade aan de spieren betekent goede spierkracht en minder pijn bij het mobiliseren van het heupgewricht.
De voordelen
Uit onderzoeken blijkt dat er sprake is van gemiddeld minder pijn na het vervangen van de heup via de voorste benadering in vergelijking met de “oude” manieren. De pijnervaringen in de eerste weken zijn per patiënt uiteraard verschillend, maar in het algemeen heeft men gemiddeld minder pijnstillers nodig tijdens de revalidatie.
Doordat er minder schade aan spieren plaatsvindt en er minder pijn ervaren wordt, kunnen mensen snel na de operatie naar hun eigen huis, of tijdelijke zorgplek. Vaak al de eerste dag na de operatie, soms zelfs binnen 24 uur.
Omdat de operatie in rugligging wordt uitgevoerd is optimale plaatsing van de kom beter gewaarborgd. Dit zorgt, samen met het intact laten van de spieren en kapsel, dat heup nauwelijks uit de kom kan schieten.
Met de voorste benadering blijven de abductoren van de heup ongemoeid. Met deze spieren houdt men het bekken recht tijdens het lopen. Als de abductoren hun werk kunnen doen, loop je dus niet mank!
Doordat deze manier van opereren de spieren rondom de heup ongemoeid laat hoeft men zich aan weinig regels te houden tijdens het herstel van de operatie. Doordat men vrijer is in de bewegingen direct na de operatie lijkt het alsof mensen sneller herstellen met deze manier van opereren. Maar na 12 weken is er weinig verschil te zien tussen de verschillende manieren van opereren.
Na de operatie mag je:
- Bukken, dus voorbij de 90º buigen
- Op je zij of buik slapen
- De benen kruisen om je schoenen aan te doen
- Na 2 weken de krukken afbouwen
- Traplopen
Niet voor iedereen
Patiënten met een BMI boven de 35 is de voorste benadering te lastig om toe te passen. De prothese is dan niet goed te plaatsen. Bovendien hebben mensen met morbide obesitas meer kans op complicaties zoals infectie of vroege loslating van de prothese.
Specifieke operatie risico’s bij de Voorste Benadering
Huidzenuw
Aan de voorzijde van het bovenbeen loopt een takje van een huidzenuw. Deze kan door rek tijdens de operatie irriteren of beschadigen. Dit resulteert in een dove of gevoelloze plek op het bovenbeen. Dit komt tussen de 2 en 15% van de operaties voor. In de meeste gevallen is dit na 12 maanden hersteld. De functie van de heup wordt hierdoor niet beïnvloed en wordt zelden als hinderlijk ervaren. Een zeldzame complicatie is een blijvend pijnlijke plek aan de voorkant van het bovenbeen.
Algemene operatie risico’s bij totale heup prothese
Elke operatie heeft kans op een infectie maar wanneer er een prothese bij komt kijken is het gevolg ingrijpend. Dit kan een acute infectie veroorzaken waar men behoorlijk ziek van kan raken. Dit betekent een nieuwe operatie waarbij de wond gespoeld wordt en mogelijk onderdelen van de prothese vervangen moeten worden. Hierna zal er langdurig antibiotica geslikt moeten worden.
Ook komen er sluimerende infecties voor, zogenaamde low grade infecties, of late infecties die via het bloed op de prothese terecht zijn gekomen. Deze kan pas na enkele jaren de kop op steken en een loszittende prothese tot gevolg hebben.
De infectie percentages voor prothesen liggen in Nederland onder de 2,5%.
De nieuwe heup is een kunstgewricht met over het algemeen een kleinere kop dan de oude versleten heup. Hoe kleiner de kop, hoe makkelijker deze uit de kom kan gaan bij bepaalde bewegingen.
Grotere koppen voor de nieuwe heup worden ook wel geplaatst maar geven mogelijk meer slijtage van kunstgewricht ( door een groter oppervlakte). Grotere koppen ( >36 mm) kan bij een keramische kom of bij polyethyleen boven een bepaalde maat kom. Tijdens de operatie test de orthopeed of de heup stabiel is. Wanneer er toch te weinig spanning over het nieuwe gewricht bestaat, kan er een langer kopje worden geplaatst, waardoor de nieuwe heup stabiel is. Hierdoor kan echter de beenlengte toenemen. Dit nadeel is minder ” erg” dan een instabiele heup.
Het plaatsen van een nieuwe heup is niet eenvoudig. Er zijn verschillende standen en hoeken om rekening mee te houden. Soms is de anatomie van de patiënt dusdanig “anders” dat een prothese minder aansluit bij de anatomie van de patiënt. Er wordt altijd geprobeerd de benen even lang te maken of te houden. Soms is het echter niet mogelijk omdat de prothese dit niet toelaat, of omdat de heup anders uit de kom kan schieten.
Tijdens het plaatsen van de prothese, met name in de schacht van het bovenbeen, kan er een barst of zelfs een breuk in het bot ontstaan. Tijdens de ingreep kan er besloten worden hier voor de zekerheid een ijzeren kabel omheen te leggen. Na de operatie zal je dan waarschijnlijk niet volledig mogen belasten.
Anders dan de hierboven beschreven huidzenuw zijn er nog 2 belangrijke zenuwen die wel de functie van het been beïnvloeden. De n. femoralis zorgt voor kracht in de spieren van het bovenbeen zoals het buigen van de knie. De n. ischiadicus zorgt voor de kracht van met name het onderbeen zoals het afzetten van de voet. Bij beschadiging of rek van vooral de n. ischiadicus treedt een zogenaamde klapvoet op, uitval van de voetheffers. Zenuwschade aan één van beide zenuwen is een zeer vervelende complicatie die gelukkig zeer weinig voorkomt.
Soms ontstaat er een nabloeding. Dan stolt het bloed niet goed, of is een stolsel opgelost waardoor de wond van binnen weer gaat bloeden. Er ontstaat dan een bloeduitstorting die veel spanning op de wond kan geven. Ook kan er wondlekkage ontstaan. Dit maakt het soms noodzakelijk de wond opnieuw schoon te maken middels een operatie.
Er is een verhoogd risico op een trombose of een embolie bij de operatie aan de heup. Ook al wordt er goed bewogen na de operatie, doordat er geopereerd wordt aan de botten is er een hoger risico op bloedstolsels in de bloedbaan. Daarom wordt er bloedverdunning voorgeschreven voor minimaal 4 weken na de operatie. Meestal betreft dit injecties zoals fraxiparine.